De geschiedenis van Ierland: Koninkrijk Ierland
De Heerlijkheid Ierland was een periode uit de geschiedenis van Ierland die voortduurde tot 1541, waarna het land het Koninkrijk Ierland werd. Het Koninkrijk Ierland bestond tussen 1541 en 1801 en begon na de oorlogen die Ierland voerde met Engeland en Normandië. In deze tijd begon de Engelse heerschappij over Ierland. Deze heerschappij ontstond onder Henry VIII, de toenmalige koning van Engeland. Hij behoorde tot de bekende Tudor-dynastie. Onder Henry VIII werden in het bestuur van Ierland de Engelse wetten geïnstitutionaliseerd.
Bestuur
Het Koninkrijk Ierland werd geregeerd door de koningen van Engeland en Groot-Brittannië. Het Ierse parlement was gezeteld in Dublin. Het parlement bestond uit het Lagerhuis, ofwel het House of Commons, en het Hogerhuis, het House of Lords. Het parlementsgebouw van Ierland uit 1729 was het eerste gebouw dat speciaal was gebouwd om een parlement te huisvesten. De werkelijke macht lag bij de gouverneur, die ook wel Lord Deputy, Lord Lieutenant of viceroy werd genoemd. Viceroy betekent onderkoning en hij bestuurde het land dan ook uit naam van de koning van Engeland. De arme Ierse bevolking werd bestuurd door een kleine elite van Iers-Engelse protestanten. Dit leidde tot bloederige conflicten en opstanden.
Kloof
In de zestiende en zeventiende eeuw stond de verovering van Ierland centraal. Dit was een zeer bloederige tijd en een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Ierland. Er zijn historici die zeggen dat misschien wel de helft van de bevolking van Ierland is omgekomen door de gevolgen van deze oorlogen, op directe of indirecte wijze. Gedurende de zeventiende eeuw groeide het bewind van de Engelsen in Ierland. Er werden telkens nieuwe regels en wetten ingevoerd, waarbij de Katholieken rechten werden ontnomen. Hierdoor werd de kloof die was ontstaan tussen de Engels gezinde protestanten en de Katholieke Ieren steeds groter.
Opstand
Uiteindelijk brak er in 1641 een opstand uit. Er werden hierbij veel Engelse protestanten vermoord, die als kolonisten in Ierland waren komen wonen tijdens de volksplantingen. Met deze volksplantingen hadden de Engelsen geprobeerd hun macht in Ierland te verstevigen. De Ieren moesten zwaar boeten voor hun opstand. Tijdens de Slag bij Drogheda in 1649 herstelde Olivier Cromwell hardhandig het gezag. Daarbij kwamen grote gebieden opnieuw in de handen van de Engelsen. In deze tijd kwam Karel II in Engeland terug op de troon. Karel II stond er voor open om de Katholieken meer ruimte te geven. Zij moesten dan echter wel erkennen dat een koning niet door de paus afgezet kon worden. De Katholieken stemden hiermee niet in, waardoor Karel II zich genoodzaakt zag om tegen de leiding van de Katholieke Kerk op te treden. Olivier Plunkett, de aartsbisschop van Armagh, werd opgepakt en ter dood veroordeeld in 1681. Met de opvolger van Karel II hadden de Ieren meer geluk. Deze Jacobus II was zelf een Katholiek en was pro-Ierland. Katholieke Ieren werden op hoge posten aangesteld. Dit viel niet goed in het protestantse Ulster.
Willem III van Oranje-Nassau
Willem III van Oranje-Nassau viel in 1688 Engeland binnen uit naam van zijn echtgenote Maria Stuart. De troepen waarmee hij het land binnenviel waren grotendeels Nederlands. Jacobus II was de schoonvader van Willem, maar werd door Willem verdreven uit Engeland. Het protestantse Ulster, dat al niet blij was met de komst van Jacobus II, steunde Willem. Jacobus kreeg op zijn beurt steun van het Ierse parlement. Hij verzamelde een Iers-Frans leger om mee ten strijde te trekken tegen Willem.
Slag aan de Boyne
Willem boekte in 1690 een overwinning bij de Slag aan de Boyne. Deze slag vond net als een van de eerdere bekende slagen plaats bij Drogheda, dat gelegen is aan de Boyne. De slag duurde twee weken. In 1691 werd de stad Limerick ingenomen. De Nederlandse bevelhebber van Willems troepen verleende de Ieren schappelijke termen bij het Verdrag van Limerick, dat eveneens in 1691 werd opgesteld. Helaas werden deze termen later weer helemaal teruggedraaid, met name door inmenging van de protesten die wraak wilden nemen voor de Ierse opstand in 1641 waarbij veel Engelse protestanten om het leven waren gekomen.
Slag aan de Boyne
De kloof tussen de Katholieken en protestanten bleef in de achttiende eeuw ook bestaan. Het Ierse parlement had tot 1782 weinig in te brengen. Rooms-Katholieken mochten geen lid worden van het parlement. De macht in Ierland lag vrijwel geheel in handen van de gouverneur en de Chief Secretary for Ireland, de tweede man van de gouverneur. Zowel de gouverneur als zijn tweede man waren altijd van Britse of Engelse adel.
De Ierse opstand van 1798
In 1798 kwamen de Ieren opnieuw in opstand tegen de Britse overheersing van het Koninkrijk Ierland. De belangrijkste organisator van de Ierse opstand was de Society of United Irishmen. Dit was een republikeinse, revolutionaire beweging die zich had laten beïnvloeden door de Franse Revolutie en door de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Lord Edward FitzGerald leidde de opstand vanaf de kant van de Ieren. Zij bestreden de Britse troepen die werden aangevoerd door Charles Cornwallis. De opstand werd neergeslagen door de Britten. Het leidde uiteindelijk wel tot de Act of Union.
Act of Union
De Britse regering besloot na de Ierse opstand in 1798 om Ierland te voegen bij het Verenigd Koninkrijk. Het was de bedoeling om het Ierse volk eerlijker te vertegenwoordigen in de regering en om nog meer onrusten te voorkomen. In 1800 stemden het Ierse en het Britse parlement beide in met een Act of Union. In 1801 werd deze Act of Union in werking gesteld. Het Koninkrijk Ierland ging toen samen met het Koninkrijk Groot-Brittannië. Op deze manier werd het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland gevormd. Zo ontstond weer een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Ierland.
Het vervolg
In de negentiende eeuw kende de Ierse maatschappij nauwelijks een middenklasse. Er was een kleine bovenlaag van protestanten en een grote onderlaag van Katholieken. De onderklasse leefde onder slechte omstandigheden. Het was zelfs zo erg dat het in Dublin niet ongewoon was om een huis te delen met wel dertig tot veertig mensen. De omstandigheden waren op het platteland nog slechter dan in de stad.